Lofrede De Fenix

Fred Dijs, secretaris FOM NL

Dames en heren,

De verbouwing van een havenloods, de Fenixloods, Romeinse TWEE, tot een plek waar het gaan en komen van grote groepen mensen op wereldwijde drift inhoud en vorm zal krijgen, krijgt een prijs. Namens het bestuur van de stichting Friends of MacDonald • The Dutch Connection verklaar ik mij daar graag nader over.

Een klein millennium geleden trokken arme sloebers het onbewoonbare waterland in, waaruit het midwesten van het huidige Nederland toen grotendeels bestond. Ze bouwden dammen in kreken waar die in zout water uitmondden. Achter de dammen bouwden ze op de oevers hutten. De mensen waren goede scheepsbouwers, goede vissers en wilde handelaren. In een generatie of vijf woonden ze in ommuurde middeleeuwse havensteden, waaronder Rotterdam.

Een klein half millennium geleden, rond 1600, kwamen ze in opstand tegen hun koning, die toen toevallig Spaans was. Ze gingen achter alles aan wat Spaans was. En namen het. Dat was veel, de zon ging in dat rijk niet onder.

Het legde ze geen windeieren. Enkele honderden families werden, ik zeg het maar oneerbiedig, in een jaar of vijftig stinkend rijk. Wat in omringende landen, in de ruimste zin van het woord, niet onopgemerkt bleef. Verworpenen kwamen uit alle windstreken in groten getale naar de havensteden om een graantje mee te pikken. De bevolking van die steden ver-drie-, vier-, vijf-voudigde in die vijftig jaar. Ook hier, in Rotterdam.

Maar het leven was hard. De gouden eeuw was een vergulde eeuw. Ik chargeer, de rijke families hadden alles, de rest had niks. Bijgevolg trokken velen door, of weg.

  • Duitsers, die houtvlotten van 300 meter lang, 50 meter breed en 2,5 meter diep, drie grasmatten van de Kuip, uit het Zwarte Woud naar Dordrecht hadden gevaren, over een toen nog meanderende Rijn, honderden mannen per vlot, monsterden daarna aan op schepen naar Indië.
  • Engelsen die hier hun geloof hoopten te kunnen belijden, trokken vanuit Delfshaven door naar Noord-Amerika en,
  • om hem vigerende redenen, trok Claes Martenszen van Rosevelt, ja, die, de voorvader van president Teddy, president FDR en first lady Eleanore, van Tholen naar Nieuw-Amsterdam aan de monding van de Hudson rivier, en dat misschien wel via Rotterdam.

Maar de vergulde eeuw was van korte duur. Kort door de bocht, hij duurde van, pakweg, 1600 tot, pakweg, 1675, ofwel een jaar of 75, ofwel, twee generaties, nog korter door de bocht, hij werd gewonnen door de vaders en verloren door de zonen. Janis Ian schreef over dat proces, een levenswijsheid lijkt het wel, een prachtig lied, ‘Don’t Cry Old Man’, met de hartverscheurende zinnen ‘Fathers always build the dreams, Children tear apart the seams’. Ik kan u aanraden er eens naar te luisteren.

Ik ben geneigd om te zeggen dat er na het rampjaar 1672 tweehonderd jaar lang, tot 1872, weinig gebeurde in onze contreien. Geheel bezijden de waarheid is dat niet. De historicus Auke van der Woud, lees zijn boeken, beschreef Nederland tot 1848 nog als Het lege land, een koud en nat ontwikkelingsland. De nieuwe wereld liet hij pas na 1848 beginnen.

Maar toen ging het ook hard. In vijftig jaar raakte niet alleen Nederland onderling verbonden, maar de hele wereld. Gedenk de opening van Japan, bijvoorbeeld. Dit met dank aan de komst van de stoommachine en telegraaf, trein en telefoon. En de stoomboot. Maar ook dit was een verguld tijdperk, met dank aan Mark Twain voor die term. Nederland was een Koninkrijk vol sloppen, met dank aan Auke van der Woud voor die titel van nog een van zijn boeken.

Eén aanwezige in het publiek, een eregast vandaag, zal opgeveerd zijn, toen ik 1872 noemde. Ik doel op de schrijver van dít boek, Nico Guns, over de geschiedenis van een rederij. En niet zomaar een rederij, maar de Holland-Amerika Lijn.

Guns laat het eerste decennium van de HAL officieel beginnen met de oprichting van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij in 1873. Precies tweehonderd jaar dus na het rampjaar.

Maar Guns weet natuurlijk ook wel dat daar iets aan vooraf ging. De komst in 1816 in de haven van Rotterdam van het eerste stoomschip ooit, bijvoorbeeld, de Engelse Defiance, de Uitdaging, what’s in the name, met aan boord koning Willem I. Dat wilden Nederlanders óók, niet in het minst Rotterdammers. Met als gevolg, Nederlandse stoomvaart op de rivieren en vele pogingen tot Nederlandse stoomvaart op zee.

De hoogtijdagen van de Holland-Amerika Lijn plaatst Guns behoorlijk veel later dan 1873, namelijk tussen 1899 en 1913. Toen pas werd de HAL Groot door landverhuizers, zoals het betreffende hoofdstuk heet. In die periode ontstond ook het prachthoofdkantoor, hier aan de overkant van de Rijnhaven, dat we nu kennen als Hotel New York.

Ik denk niet dat veel van ons beseffen hoe enorm het gaan en komen van grote groepen mensen op wereldwijde drift in die tweede helft van de negentiende eeuw geweest is. Laat ik voor mezelf spreken, ik besefte het niet en kan er nog steeds nauwelijks een voorstelling van maken. Zo’n dertig miljoen Europeanen kwamen op de oostkust van de Verenigde Staten aan, lees ik. Ik herhaal, dertig miljoen! Van de Aziatische kant, lees ik ook, kwamen tienduizenden, zo niet honderdduizenden mensen op Hawaii en de westkust van de Verenigde Staten aan.

Maar het een was niet het ander. Volgens de naturalisatie wet van 1790 konden alleen ‘vrije, witte mensen’ staatsburger van de Verenigde Staten worden. Pas in 1870 kwamen daar ‘zwarten’ bij. Pas in 1924 ‘roden’. En pas in 1952 ‘gelen’. Ofwel, de een had alle kans, de ander geen. Ik schaam me er niet voor om in dit verband politiek incorrecte termen te hebben gebruikt, want die politiek was en is incorrect.

Midden in dat, mag ik zeggen, ‘geweld’ kwam de plek terecht, waar wij nu zijn.

  • In de eerste 25 jaar van haar bestaan vervoerde de Holland Amerika Lijn van de miljoenen mensen, die ik noemde, er 400.000.
  • Wat later, om precies te zijn op 17 juni 1911 brachten Nederlandse reders de eerste 26 Chinese zeelieden heimelijk vanuit het Chinatown van Londen naar de Kop van Zuid in de hoop met hen een internationale havenstaking te kunnen breken, die in Amsterdam en Rotterdam was begonnen.
  • De 400.000 Amerika-gangers waren hier passanten op de Wilhelmina pier, links, de 26 Chinezen het begin van een Chinatown op de Kaap, hier rechts.

Niet alleen de geschiedenis van de Holland Amerika Lijn is voorbeeldig beschreven, maar ook de geschiedenis van de Chinezen in Nederland, om te beginnen in Rotterdam. Hier, in DIT boek-met-documentaire-op-dvd, Oostenwind, ook van harte aanbevolen.

Graag hadden we de schrijfster ervan, Karina Meeuwse, hier ook als eregast verwelkomd, maar zij was helaas verhinderd.

Zeker is, over de eerste decennia van de aanwezigheid van Chinezen in Nederland hoeven we ons geen illusies te maken. Dat was een periode van strijd, met de Nederlandse overheid en onderling. Serieus is overwogen de Chinezen in concentratiekampen onder te brengen en de, in Surabaya geboren en getogen, Nederlandse jurist en later hoofdcommissaris van politie in Rotterdam, Louis Einthoven, stond erom bekend dat hij graag de ‘usual suspects’, ofwel ‘overtollige Chinezen’, ‘oprondde’ en het land uitzette. Gelukkig is die tijd voorbij, maar zelfs na een eeuw, zeker niet voorgoed voorbij. Niet voor Chinese Nederlanders, dus ook niet voor de rest.

Een derde boek.

In de jaren 60 van de vorige eeuw zat ik op Zuid op de middelbare school, het Johannes Calvijn Lyceum aan de Mare, een school op gereformeerde grondslag. In mijn laatste jaren daar raakte ik bekend en, op afstand, ik woonde in Hoogvliet, bevriend met onze derde eregast. Zijn vader had een winkel, hier op het Deliplein, een groentewinkel. Maar toen al met spullen van over de hele wereld, want de Kaap was een wereld geworden, en de oude Siem, zoals ik hem nu noem, bediende, toen hij nog leefde, die wereld op haar wenken, zo goed als hij maar kon.

Ik kwam er graag, maar snapte eigenlijk niet wat daar in die winkel en op dat plein allemaal gebeurde. Gelukkig heeft de jonge Siem, Simon Rozendaal, hier aanwezig, dat betrekkelijk kort geleden, in 2011, allemaal opgeschreven in dit boek, De winkel van mijn vader, een koopman op Katendrecht.

De oude Siem kwam vanuit Oud-Beijerland, toen nog op een eiland, naar de grote stad. Die ook hij moest veroveren en dat met verve deed. Ook hem reken ik tot de grote groep mensen die op wereldwijde drift waren, namelijk de wereldwijde trek van het platteland naar de stad, een beweging die nog steeds gaande is. En ook de oude Siem kwam hier om de hoek terecht.

U begrijpt nu wel, het is mijn stellige overtuiging dat er geen plek in Nederland is als deze, geen plek waar zoveel mensen gingen en kwamen, geen plek die vanuit verschillende invalshoeken zo goed beschreven is. Zou de plek niet hebben bestaan, dan zou die voor De FENIX moeten zijn uitgevonden.

Hét probleem voor ons was om te bepalen wat precies het eerste werk was en wie daarvan de maker is, want dat is wat we doen, gemaakt werk belonen.

In de zin van onze statuten, zouden we de prijs zomaar kunnen bestemmen voor dít werk, een ding dat al bestaat, de schets van het uiterlijk van De FENIX van de hand van, denk ik, Ma Yansong, oprichter van het Chinese architectenbureau MAD Architects. Het is hun eerste opdracht van deze omvang in Europa, een eerste werk dus. En dát klopt ook.

In de schets zit veel.

  • De loods is zo 010 als 010 maar zijn kan, groot en sterk.
  • De meeuw, Simon Rozendaal weidt over de vogel uit, hij noemt het zelfs hét symbool van Rotterdam, hij stelt zelfs voor om de meeuw in een nieuw wapen van de stad op te nemen, maar noemt gelukkig ook de halsbandparkiet als mogelijkheid, mijn lieveling, we gaan het erover hebben, DIE meeuw dus staat daar links. Wat MAD Architects betreft, staat de vogel voor het levende wezen dat het langst van allemaal vertrekkende schepen met hun menselijke lading volgt en als laatste afscheid van hen neemt.
  • En midden op de loods staat een platform van waaruit je in alle richtingen kunt kijken, naar Oud-Beijerland en Afrika, naar Utrecht en Eurazië, naar Amsterdam en de Noordelijke IJszee, naar Hoek van Holland en de Verenigde Staten van Noord-Amerika.

Dat is een nieuw venster op de wereld zoals onze stichting dat beoogt te honoreren.

Helaas konden noch Ma Yansong, noch één of meervan zijn medewerkers, hier aanwezig zijn, maar zij zullen zonder twijfel van mij aannemen, dat ook hun bureau, of júist hun bureau, door ons wordt geëerd.

Maar in de schets zit ook veel niet. Voordat de loods waarin we ons nu bevinden de eerste en, ik citeer onze statuten, ‘mooie, ware en schone’ plek kan worden waar mensen zich een beeld kunnen vormen van het gaan en komen van grote groepen medemensen op wereldwijde drift, moet er nog heel veel gebeuren.

Veel mensen, uit alle windrichtingen, met allerlei ambachten, allerlei talenten, allerlei inzichten, zullen hun beste beentje moeten voorzetten. Onder hen zijn velen van u.

Met het toekennen van de Ranald MacDonald Prijs 2019 aan de droom die De FENIX nu nog is, hebben we willen uitdrukken dat wij ECHT vinden dat de weg bewandeld MOET worden naar de verwerkelijking van de droom. En dat we alle betrokkenen, onder wie velen van u, daarbij heel veel wijsheid en geluk toewensen.

Het vertrouwen dat dat lukt, ontlenen wij aan onze held Ranald MacDonald. Hij MOEST gaan, want hij paste niet in de witte wereld. En hij ging, WILLENS EN WETENS, naar een onbekend en ontoegankelijk land. Hij slaagde erin dat te bereiken. Met wijsheid en geluk.

Ook putten we vertrouwen uit de aankoop van Bill Viola’s Ancestors, een werk van grote abstractie, én van grote herkenbaarheid, want haast calvinistische kaal. Van ver komen een man en een vrouw aanlopen, die domweg doorlopen tot ze bij ons, de kijkers, zijn. En dan verdwijnen ze uit beeld. Heus, die lopen wel door.

De mensen die de Rotterdamse stichting Droom en Daad vormen, bestuur én bureau, hebben de Fenixloods II niet hoeven uitvinden, maar hebben wél gezien dat die ruimte eigenlijk maar om één bestemming vroeg. Een herinneringsplek, waar voor de bezoekers het eerder genoemde nieuwe venster op de wereld wordt opengezet. Hun eerste plek van dien aard. En dat, zo gezien, valt binnen de statuten van onze stichting.

Voordat ik de prijs uitreik, plaats ik, met enige schroom, toch graag ook een hoogst persoonlijke noot. Ik ben gemaakt in Amsterdam, Nederland, en geboren in Plaju, Indonesië. Mijn vader vloog er in 1950 heen om werknemers van Shell met een koloniaal verleden te vervangen, mijn moeder vertrok van de Amsterdamse loods Arabische ZEVEN, verschil moet er zijn, op een vrijwel leeg schip, want tegen de na-koloniale keer, om zich bij mijn vader te voegen.

Mijn vader WILDE gaan, weg van de oorlog, mijn moeder MOEST gaan, weg van haar geliefde familie. Zij maakte deze foto bij haar vertrek, zwanger van mij, haar eerste kind, toen er geen weg terug meer was.

Duizenden van zulke foto’s zullen er zijn, en tóch, voor iedere betrokkene op al die foto’s moet dit moment hartverscheurend zijn geweest.

Vandaar dat ik nu kan zeggen, het is op het globale niveau, het nationale niveau, het lokale niveau, én op het persoonlijke, om niet te zeggen, intieme niveau, dat ik nu, met heel veel plezier, namens de stichting Friends of MacDonald • The Dutch Connection, de Ranald MacDonald Prijs 2019 kan uitreiken aan de stichting Droom en Daad, die hier met vijf personen vertegenwoordigd is.

Bij een prijs hoort een trofee.

De onze is ontworpen door Josje-Marie Vrolijk, hier aanwezig, en gemaakt door het Open Design Centrum in Amsterdam van hout dat is geleverd door de Amsterdamsche Fijnhouthandel. Het ding behoeft enige uitleg.

Daar gaan we.

Bij een prijs hoort ook een getuigschrift, een oorkonde. Hier is die. Er is te lezen:

‘The board of Friends of MacDonald • The Dutch Connection are honoured to grant the 2019 Ranald MacDonald Award to the FENIX, a wonderful conversion by the Droom en Daad Foundation of a neglected construction into a genuine lieu de mémoire of two streams of global human migration. This work is exceptionally ‘true, good and beautiful’ and creates a new window on the world, in particular on the relations between Asia, Europe and North America, in perfect agreement with the statutes of our foundation.’

Bij een prijs hoort tenslotte een médaille. Dat is deze, met inscriptie, gemaakt van coromandel, ook wel makassar ebbenhout genoemd. Handig is, het getuigschrift past erin.

Een prijs moet ergens over gaan en dat is in ons geval dit. Een wereldbol waarop een zestal plaatsen, die belangrijk waren in het leven van Ranald MacDonald, zijn weergegeven, vooral die op het noordelijk halfrond. Het bolletje is gedraaid van Europees notenhout, ook wel common of old world walnut genoemd. Ook dat past in de médaille.

En tenslotte is er de keerzijde van de médaille, met een gestileerd portret van Ranald MacDonald, gemaakt met daguerreotypie in de vroege jaren 50 van de negentiende eeuw. Het is gemaakt van Noord-Amerikaans esdoorn en het past, wonder boven wonder, als de deksel op de bus.

Ofwel, onze trofee is alles in één. En klein, maar fijn.

Toch een beetje Rotterdammer, ik kon het in dit geval niet nalaten om te denken ‘Steek die maar in je zak, Pijbes, het is je gegund!’.

Maar dat zeg ik natuurlijk niet, je kunt niet alles zeggen wat je denkt.

Ik ga het ding nu gewoon brengen, naar Wim Pijbes, Laura Dufour, Femke van der Stoep, Daniëlle Buzalko en Rutger Doop. Van de stichting Droom en Daad. Voor De FENIX. Waarbij ik aan alle betrokkenen denk.


Even nog een laatste woord over het geldbedrag dat aan de prijs verbonden is. Dat is bescheiden in vergelijking met de grote financiële operatie die De FENIX is. Maar aan de totstandkoming ervan zullen zeker ook jonge mensen meewerken, schrijvers, kunstenaars, die baat kunnen hebben bij het bedrag. Namens de stichting Droom en Daad heeft u ons verzekerd dat er goede bestemming voor wordt gekozen. Wij horen te zijner tijd graag welk en wiens werk ervoor in aanmerking kwam. Zodat we ook hem of haar persoonlijk kunnen feliciteren.

Ik dank u voor uw geduld.